Wanneer de LED van de storingscode knippert, betekent dit dat er een fout is gedetecteerd door de branderautomaat. Op het temperatuur display van de Intergas wordt de specifieke storingscode weergegeven.
Wat betekent een storingscode bij Intergas?
Code | Omschrijving |
10, 11, 12, 13, 14 | Sensorfout S1 |
20, 21, 22, 23, 24 | Sensorfout S2 |
0 | Sensorfout na zelf controle |
1 | Verwisseling S1 en S2 |
2 | Temperatuur te hoog |
3 | Verwisseling S1 en S2 |
4 | Geen vlamsignaal |
5 | Slecht vlamsignaal |
6 | Vlam detectie fout |
8 | Ventilatortoerental niet juist |
27 | Kortsluiting buitenvoeler |
29,30 | Vlam detectie fout |
Toon de laatste storingscode
Om de laatste blokkerende storing bij een Intergas verwarmingssysteem te tonen, moet u eerst het apparaat uitzetten met behulp van de aan/uit-knop en vervolgens op de serviceknop drukken.
De laatste storingscode wordt knipperend weergegeven op het temperatuurscherm terwijl het rode storingslampje constant blijft branden. Als het apparaat nog nooit een blokkerende storing heeft gedetecteerd, wordt er geen code weergegeven.
Om de laatste blokkerende storing te wissen, moet u tijdens het indrukken van de servicetoets kort op de “-” toets drukken. Dit zal de storingscode wissen en het apparaat weer operationeel maken. Het is belangrijk om eventuele storingen op te lossen voordat u het apparaat opnieuw opstart om verdere problemen te voorkomen.
Het in bedrijf stellen van het toestel
Na het uitvoeren van de voorgaande stappen, mag het apparaat in werking worden gesteld.
- Druk op de aan/uit knop, om het toestel in bedrijf te stellen.
De warmtewisselaar wordt opgewarmd en op het service display verschijnen 3 , 4 en 7 - (Afhankelijk status externe spaarschakelaar en/of OpenTherm regeling).
- Stel de pompstand in afhankelijk van het ingestelde maximaal vermogen en de waterzijdige weerstand van de installatie. Voor de
opvoerhoogte van de pomp en het drukverlies van het toestel. Zie § 7.6. - Stel de kamerthermostaat hoger in dan de kamertemperatuur. Het toestel gaat nu op CV- bedrijf: 5 op het service display.
- Stook de installatie en het toestel op tot ca. 80°C.
- Controleer het temperatuurverschil tussen de aanvoer en retour van het toestel en de radiatoren. Dit moet ongeveer 20°C bedragen. Stel
hiervoor het maximaal vermogen in op het service paneel. Zie Instelling maximaal vermogen. Stel eventueel de pomp stand en of radiatorafsluiters in. - Schakel het toestel uit.
- Ontlucht het toestel en de installatie na het afkoelen. (Zonodig bijvullen).
- Controleer de verwarming en de warmwatervoorziening op de goede werking.
- Instrueer de gebruiker over het vullen, ontluchten en de werking van de verwarming en de warmwatervoorziening.